(8)
(9)
(10)
(11)
(26)
Het Demsterwold is een groot woud. In het Demsterwold leven de Boselfen sinds de Tweede Era. Eerst heette het woud het Grote Groene Woud, maar sinds boze wezens het gingen bevolken, werd het een duister woud. Dol Guldur, in het zuiden van het Demsterwold, werd in de Derde Era de schuilplaats van Sauron. In De Hobbit wordt beschreven hoe Bilbo Balings samen met de dertien Dwergen in het Demsterwold de weg kwijtraakt en gevangen wordt genomen door de Elfenkoning Thranduil. Dankzij Bilbo's Ring, die hem onzichtbaar maakt, weten ze te ontsnappen en hun avontuur voort te zetten.
Na de Oorlog om de Ring worden de overgebleven kwade troepen uit het Demsterwold verdreven en wordt het Demsterwold omgedoopt in Eryn Lasgalen, Bos der Groene Bladeren. Legolas van het Reisgenootschap van de ring komt uit het Demsterwold.
Lothlórien is één van de benamingen van het woud van Mallorn-bomen dat in Midden-aarde ingeklemd ligt tussen de zijtakken van de rivier Celebrant. Lothlórien is een naam samengesteld uit Sindarijns en Quenyaans en betekent "bloem uit een droom". Andere gangbare namen voor het woud zijn Lórien en Laurelindórenan.
Van oorsprong werd Lothlórien bevolkt door Grijze Elfen, de Galadhrim, die nooit de overtocht naar Valinor hadden gemaakt. De meeste Elfen woonden in de stad Caras Galadhon. Tijdens de Tweede Era arriveerden Galadriel en Celeborn in het woud. Zij waren gekomen uit Ost-in-Edhil in het oosten en bekleedden na de dood van Amroth in 1981 van de Derde Era de positie van heer en vrouwe van de Galadhrim. Dankzij de ring, die Galadriel droeg, Nenya, werd Lórien beschermd voor de gevaren van buitenaf, de kwade macht van Dol Guldur in het bijzonder. In 3019 kwam het tot een oorlog tussen Lórien en Dol Guldur. Drie keer werd Lórien aangevallen door troepen uit Dol Guldur, die de rivier de Anduin overstaken. Ondanks een grote vernieling, werden de vijanden drie maal afgeweerd. Na de laatste slag ging Lórien in de tegenaanval. Dol Guldur werd ingenomen, en Galadriel zuiverde het van alle kwade invloeden en vervuiling.
Na de val van Sauron in 3019 van de Derde Era vertrok Galadriel in 3021 uiteindelijk over de zee naar Valinor, en velen van de Galadhrim trokken weg, inclusief Celeborn, die in Rivendel ging vertoeven bij zijn kleinkinderen Elladan en Elrohir.
Het woud staat bekend als een griezelig woud waar je niks mee te maken wilt hebben. De mensen, orks, Uruk-hai's, dweren en alle andere wezens op Midden-Aarde behalve de elfen dachten dat het maar legendes waren dat de enten bestonden, maar alle wezens die erin gingen kwamen niet meer levend terug, vandaar dat het toch erg berucht stond als een plek waar je niet moest komen.
Galadriel waarschuwde Het Reisgenootschap ook dat ze niet in het woud moesten komen, maar toen Meriadoc Brandebok (Merijn) en Peregrijn Toek (Pepijn) werden ontvoerd door de Uruk-hai's moesten Aragorn, Legolas en Gimli de ontvoerders volgen om ze terug te krijgen, en zo kwamen zij in het diepe woud van Fangorn terecht. Ze moesten namelijk vluchten voor de strijd tussen de Orcs en de Uruk-hai's tegen de Rohirrim. Zij kwamen daar Gandalf (the white) met Schaduwvacht tegen die zei dat Merijn en Pepijn in de goede handen van Boombaard waren.
Toen de Uruk-hai's uit Isengard Helmsdiepte aanvielen, kwam heel Fangorn in beweging. Fangorn was woedend want Saruman had heel veel bossen gekapt en daarbij waren ook heel veel vrienden van Boombaard, de Enten, de Huorns en alle andere bomen. De enten vielen vanuit de rug Isengard aan. Zij hadden succes want Saruman had geen enkele verdeging meer voor zijn fort en hij moest samen met Grima Slangtong in de toren van Orthanc vluchten. Uiteindelijk kwamen hier de overgebleven rohirrim van de strijd in Helmsdiepte, koning Theoden, Éomer en een paar van het Ringreisgenootschap om Saruman zijn macht uit handen te nemen. Ondertussen hielpen de Huorns ook bij de strijd van Helmsdiepte waar zij een belangrijke rol speelden.
Zo hadden zij uiteindelijk met behulp van de Rohirrim Isengard omvergeworpen en zo kon het woud nog jaren een schaduw in Midden-Aarde zijn.
Isengard, de cirkel waarin de toren van Orthanc lag, was een erg strategisch gelegen, vrijwel onneembare stenen toren in een ring van bergen. Deze ring heet Nan Curunir. De plaats beheerste de voorden van de rivier de Isen die Rohan scheidde van Dunland. Voor de komst van de Rohirrim uit het noorden was Isengard de noordwestelijke grenspost van Gondor. Nadat Gondor het gebied aan de Rohirrim geschonken had, bleef de toren in handen van Gondor. De toren was namelijk uitgerust met een van de Kijkstenen van Numenor, een Palantír. Lange tijd bleef de toren in handen van een eigen kapitein, maar de contacten van de exclave met het verre Osgiliath - en later Minas Tirith - werden steeds zwakker. Toen de toren daarom in handen van de vijandelijke Dunlendings dreigde te vallen, nam - met goedvinden van Gondor - de tovenaar Saruman de Witte, toen nog een kampioen van het Goede, het gezag over de toren over. Saruman kon echter zijn nieuwsgierigheid naar de Palantír niet bedwingen en zo kwam hij oog in oog te staan met Sauron en werd tot het Kwaad verleid.
Zo werd Isengard tijdelijk de gevangenis van Gandalf de Grijze, toen deze bij Saruman, het hoofd van zijn Orde, om hulp kwam vragen. Saruman maakte daarna in navolging van de Toren van Barad-dûr, het hart van Saurons rijk van de toren het hart van zijn eigen kwaadaardige rijk.
Orthanc had het woud van Fangorn als oosterbuur en Saruman dacht dat de daar wonende Enten geen bedreiging waren. Hij vergiste zich daar echter in. De muren, de Ring van Orthanc werd uiteindelijk door hen verwoest. Saruman werd uit de Toren gezet.
Boomgaard van Orthanc is de naam die de Enten uit het Fangornwoud aan de vroegere vallei van Isengard gaven, nadat het gebied opnieuw bebost was na de overwinning van de Oorlog om de Ring en de uitstoting van de Tovenaar Saruman. De oude muren van Isengard waren natuurlijk door de Enten verwoest, maar in plaats van ze te herbouwen, moedigden zij vele wilde en tot dan toe dakloze bomen aan daar te komen wonen. Isengard hield op als fort te bestaan, maar de Toren van Orthanc, die onneembaar was, zelfs voor de Enten, bleef waar hij stond en keerde terug onder de heerschappij van Gondor. Aragorn gaf toestemming aan de Enten om zich in de Boomgaard te handhaven.
Dol Amroth werd ergens aan het begin van het tweede millennium van de derde Era gesticht door Galador. Galador's grootvader, Adrahil I, was een kapitein in het leger van Odroher en vocht mee tegen de Wagenrijders die toentertijd Gondor teisterden. De vroege geschiedenis van Dol Amroth is wat onzeker, maar er zijn aanwijzingen dat Adrahil al een prins was; van Dor-en-Ernil. Adrahils zoon, Imrazôr de Númeroreaan, leefde in Belfalas nabij de (voormalige) Elfenhaven Edhellond en nam een Elf, Mithrellas, tot vrouw. Van hem komt de claim dat de prinsen van Dol Amroth Elfenbloed door hun aderen hebben stromen. Imrazôr verging op zee.
Na Imrazôr's dood stichtte zijn zoon Galador Dol Amroth ten zuiden van Edhellond aan de inham van Cobas Haven. Daar zou het dienen als verdedigingsfort om de provincies Anfalas en Belfalas te beschermen tegen kapers. In de stad staat de Tirith Aear (wat zoiets als 'Waakzaamheid gericht op zee' betekent) van waaruit men de zee in de gaten kan houden. De naam Dol Amroth is afgeleid van de voormalige koning van Loriën, Amroth, die in 1981 op het water om het leven kwam. Dol komt van heuvel, wat niet vreemd is aangezien Dol Amroth gevestigd is op een heuvel.
Tijdens de oorlog om de ring kwam Imrahil, toenmalig prins van Dol Amroth, zelf naar Minas Tirith met een compagnie ridders te paard en 700 man voetvolk om zo de verdediging van de stad te versterken. Imrahil zou zelf ook een tijdje het commando over de stad overnemen omdat Faramir zwaar gewond was geraakt, Denethor zichzelf had verbrand en Aragorn de tijd nog niet rijp achtte om zijn koningschap te laten gelden. Na de oorlog bleef hij adviseur van Aragorn Elessar en zou worden opgevolgd door zijn zoon Elphir.
De Watervallen van Rauros zijn enorme watervallen. Ze liggen aan de noordgrens van Gondor, met oostelijk de Emyn Muil en de Dode Moerassen en westelijk Rohan en Isengard. Ze liggen in de rivier de Anduin, de grote rivier die van de IJzerheuvels in het Noorden naar de Baai van Belfalas in het zuiden loopt.
Het was hier waar Boromir voor het verlangen naar de ring bezweek en stierf.Rohan is het huis van de Rohirrim, een sterk ras dat bekent staat voor hun liefde voor paarden. Zij zelf noemen Rohan de Riddermark of de Mark. Het land heette eerst Calenardhonen was een provincie van Gondor, maar werd aan de Rohirrim geven sinds Eorl de Jonge uit het Noorden van Gondor kwam helpen vechten tegen een vijandige invasie door de Balchoth. Sindsdien is Rohan de betrouwbaarste bondgenoot van Gondor. Tijdens de oorlog om de Ring kwamen Rohirrim de Gondorianen te hulp bij de Slag van de Velden van Pelennor.
Het land van Rohan wordt gekenmerkt door open weide en hoog gras, ideaal voor het opvoeden van paarden. Het land is ongeveer 300 mijlen van Noord tot Zuid en 300 mijlen van Oost tot West. Aan de noordelijke grens van Rohan stroomt de Rivier Limlicht tot aan het Fangorn woud. De Noordwesten grens wordt gevormd door de Nevelbergen. De Anduin stroom langs de oostelijke grens naar de bergen van Emyn Muil en wordt daar samen gevoegd met de Entwas. Deze loopt door Rohan eerst in Westelijke Richting en dan via het Fangornwoud en Isengard naar de rivier de Isen. De zuidgrens wordt gevormd door de Witte Bergen.
In het westen ligt de Kloof van Rohan waarvan aan de noordelijke kant Isengard ligt en aan de zuidelijke kant Helmsdiepte. De rivier de Isen doorkruist de Kloof van Rohan. Dit gebied wordt de Westmark genoemd. Achter de Nevelbergen ligt een land genaamd Dunland en de mensen die daar wonen hebben tijdens de lange geschiedenis van Rohan vaak de Westmark aangevallen en bezet. De heer van de Westmark is Erkenbrand en woont in Helmsdiepte.
In het Zuiden tegen de Witte bergen ligt de Westfold tussen Helmsdiepte en Edoras, door dit gebied loop de hoofdweg van Rohan. Aan de Zuidoostelijke kant van Rohan ligt de Oostfold. Dit is een gebied tussen Edoras en de monding van de Entwas. Ook door dit gebied loopt de hoofdweg van Rohan.
In de Helmsdiepte bevond zich een toevluchtsoord van de Rohirrim. Aan de ingang van de vallei bevond zich Helmsdijk, een lange loopgraaf en wal die over de gehele lengte van de vallei liep. Voor Helmsdijk bevond zich de dieptekom. Vierhonderd meter achter Helmsdijk lag Helmspoort, aan de noordelijke wand van de vallei. Achter de Helmspoort bevond zich een veste met een grote toren, de Hoornburg. Als een trompet, die in Hoornburg gestoken was, werd geblazen weerkaatste het geluid enorm in de vallei. Van de Hoornburg naar de zuidelijk wand liep de Dieptemuur, een grote vestingsmuur. In de Dieptemuur bevond zich een duiker, waardoor de Dieptestroom liep. Ingesloten door bergen, de Dieptemuur en de Hoornburg lag de Helmspoort. Achter de Helmspoort lag de eigenlijke Helmsdiepte, een smalle pas naar de bergen (meestal werd met Helmsdiepte echter de gehele forticatie aangeduid). Aan het einde van de diepte bevonden zich ook ingangen tot de Glinsterende Grotten, een groot netwerk van grotten waarin de Rohirrim toevlucht konden zoeken. De enige toegang tot Helmspoort was via de Hoornburg. De Hoornburg zelf bestond uit een burcht met een hoge toren, omgeven door twee muren. De buitenste muur liep over in de Dieptemuur. De buitenste muur kon betreden worden via de grote poort, een zijpoort, de poort naar de Helmspoort en via de Dieptemuur.
De veste en muren waren gebouwd door de zeekoningen van Gondor in de glorietijd van dat Rijk. Men zei dat de Gondorianen deze met behulp van reuzen hadden gebouwd. De Hoornburg stond in die tijd bekend als Aglarond; hetgeen Sindarijns is voor Zalen van Heerlijkheid, een verwijzing naar de Glinsterende Grotten. Toen Cirion Calendardhon aan Eorl de Jonge gaf, werd de Hoornburg overgedragen aan de Rohirrim.
In het jaar 3019 van de Derde Era, tijdens de oorlog om de Ring reed Koning Théoden naar Helmsdiepte Erkenbrand te hulp, nadat hij de inwoners van Edoras naar Dunharg had gestuurd. Een groot deel van de bewoners van Westfold had zich teruggetrokken in de grotten van Helmsdiepte en Erkenbrand's troepen stonden op het punt belegerd te worden door Saruman's Uruk-hai en Donkerlanders. Toen Théoden arriveerde, waren Saruman's troepen reeds gearriveerd en hadden ze Erkenbrand's manschappen uiteengedreven en een bres in de Dijk geslagen. Van Erkenbrand zelf had niemand iets vernomen.
Théoden besloot zich tot de Hoornburg terug te trekken. Saruman's troepen begonnen aanvallen op de muren. Terwijl de aanvallers met ladders de muur probeerden te trotseren lukte het een kleine groep Orks om via de duiker achter de muur te komen. Ze werden teruggedreven door Rohirrim aangevoerd door Aragorn, Éomer, Gimli en Gamling de Oude. Ze versperden de duiker om verdere aanvallen te voorkomen. Terwijl de aanval op de muren doorgingen probeerden andere troepen via de oprit de Helmspoort te bereiken en te vernietigen. Uiteindelijk slaagden Saruman's troepen erin een bres te slaan in de Dieptemuur. De Rohirrim hielden maar ternauwernood stand.
Bij het aanbreken van de dageraad werd ook Helmspoort vernietigd. Toen besloot Théoden zich niet langer te verschuilen en leidde de Ruiters in een charge terwijl de grote hoorn van Helm geblazen werd. Op dat punt kwam Gandalf te hulp, die Erkenbrand gevonden had. Erkenbrand leidde duizend mannen van Westfold te voet. De Donkerlanders gaven zich over maar de Uruk-hai vluchtten. In de vallei bevonden zich toen Huorns uit Fangorn. De Uruk-hai hadden geen keuze dan door dit bos te vluchten en geen enkele Uruk-hai kwam levend uit de schaduw van het bos.
De Rohirrim zetten de Donkerlanders aan het werk om de schade aan de Dieptemuur en Helmsdijk te herstellen waarna ze vrij zouden zijn om huiswaarts te keren op de voorwaarde dat ze alle vijandelijkheden zouden staken. Op het veld voor de Hoornburg richtten de Ruiters twee grote grafheuvels op voor hun gesneuvelden. In de schaduw van de Hoornburg werd Hama, kapitein van de wacht van de koning begraven. Na de oorlog om de Ring vestigde Gimli, zoon van Glóin, zich in de Glinsterende Grotten en werd Heer van de Glinsterende Grotten
Erebor, ook wel 'koninkrijk onder de berg' genoemd, is een Dwergenrijk in het noord-oosten van Midden-aarde. Het is een koninkrijk van gangen en zalen uitgehakt in de Eenzame berg. Hier ligt ook de bron van de rivier Running.
Nadat de Dwergen Moria waren ontvlucht nadat de Balrog hun koning Náin I had gedood leidde zijn zoon Thráin I de Dwergen naar de Eenzame Berg. Daar werd in het jaar 1999 van de Derde Era door Thráin I het koninkrijk Erebor gesticht. De berg lag midden in een landvlakte, waardoor hij erg goed te verdedigen was. Nog belangrijker voor de Dwergen was, dat de berg uitzonderlijk rijk was aan mineralen en edelmetalen. Erebor werd echter al snel door de meerderheid van zijn bevolking verlaten vanwege de kolonisatie naar het noorden. Het volk van Durin vestigde zich nu in de Grijze Bergen. Maar vanwege de aanwezigheid van Draken in dat gebied trokken de Dwergen al weer in het jaar 2590 onder leiding van hun koning Thrór, zoon van Dáin I, naar Erebor terug. In het jaar 2770 van de Derde Era plunderde de Draak Smaug de Eenzame Berg en het naastgelegen Dal. Twee eeuwen lang werd de Draak niet uitgedaagd en lag hij op zijn veroverde schatten te slapen. Maar in het jaar 2941 werd door de expeditie van Thorin Eikenschild, waar ook de hobbit Bilbo Balings aan deelnam, Erebor terugveroverd.
Vlak daarna brak de Slag van de Vijf Legers uit. Deze werd gevochten om de grote schat van de Draak. De verwant van Thorin Eikenschild, Dáin II IJzervoet, kwam te hulp en de slag werd gewonnen. Thorin stierf in dit gevecht en Dáin IJzervoet werd koning onder de berg. In de Oorlog om de Ring werd Erebor later opnieuw aangevallen. Deze keer door Oosterlingen onder leiding van Sauron. In deze oorlog sneuvelde Dáin. Zijn zoon Thorin III Steenhelm volgde hem op.
Oorspronkelijk stond deze stad bekend als Minas Anor - De Toren van de Ondergaande Zon. Anárion, zoon van Elendil, richtte deze stad op als een vesting, maar op den duur werd het de grootste stad van Gondor. Op gelijke afstand van de Grote Rivier, de Anduin, maar dan aan de andere kant, lag Minas Ithil - Toren van de Wassende Maan. Toen de Nazgûl Minas Ithil innamen en deze stad hernoemden tot Minas Morgul - Toren van de (zwarte) tovenarij-, werd Minas Anor symbolisch hernoemd tot Minas Tirith - Toren van de wacht.
Minas Tirith wordt, samen met De Pelennor Velden, omgeven door de Rammas Echor. Deze muur werd opgetrokken door Ecthelion II, maar bleek geen bescherming te bieden voor de legers uit Mordor.
Minas Tirith zelf ligt op een heuvel, onderaan de berg Mindoluin. De stad bestaat uit zeven verdiepingen, stuk voor stuk omgeven door witte muren. Een rotsformatie, waarvan het bovenste oppervlak het verlengde vormt van de hoogste verdieping van de stad, steekt - als het ware - vanuit de Witte Bergen naar het oosten, daarbij de vijf bovenste verdiepingen in tweeën splitsend. Op de zevende verdieping bevindt zich de citadel met de Witte Toren van Ecthelion, waarvan de top meer dan 300 meter boven de vallei uitsteekt. Naast de citadel liggen de Huizen van Genezing, en daarachter, diep in de berg, ligt de Rath Dínen, de ruimte waarin de graftombes van de Koningen en Stadhouders liggen
De Toren van Ecthelion. De toren staat in Minas Tirith, op het zevende niveau. De toren is 300 voet hoog en torent hoog boven de stad uit. Hij werd eerst gebouwd door Koning Calihmetar in III 1900 en herbouwd door stadhouder Ecthelion I, aan wie het zijn naam dankt. De toren werd gebouwd om de Palantír van Minas Anor, een oudere naam voor Minas Tirith te bewaren.
Aan deze toren danken ook de elitesoldaten van Gondor, de Wachters van de Witte Toren, hun naam.
de (fictieve) voormalige hoofdstad van Gondor. Het werd aan het einde van de Tweede Era gesticht door Isildur en Anarion. Osgilliath betekent in het Sindarijns 'citadel der sterren', omdat de grootste Palantir in Osgilliath werd bewaard. deze Palantir vulde een hele kamer en was de meesterPalantir van het zuiden.
In 1437, ten tijde van de Broedertwist, wordt Osgiliath volledig verbrand door de troepen van de usurpator Castamir. De Palantír gaat verloren. Oud-koning Eldacar vlucht naar het noorden, zijn zoon Ornendil wordt vermoord. Later herovert hij de stad in 1447. 203 jaar later verplaatst koning Tarondor het Huis van de Koningen naar Minas Anor (Minas Tirith). Maar in 1636 treft de Grote Plaag Osgiliath hard, haar inwoners trekken weg naar Minas Anor of Ithilien, en begint te vervallen. Voorts door deze plaag, wordt Mordor niet meer bewaakt. In 2002 Derde Era leidt dit er zelfs toe dat de Nazgûl Minas Ithil binnenvallen, wat sinds dan Minas Morgul, de toren van Toverarij wordt genoemd.
Gedurende de Strijd om de ring, werd Osgiliath gebruikt als een fort om Minas Tirith te beschermen. In 3018 wordt de oosterlijke helft ingenomen door troepen van Mordor, onder leiding van de tovenaar-koning van Angmar. Boromir weet met zijn manschappen de laatste van de grote bruggen te vernietigen, om de opmars te vertragen. Een tweede aanval later leidt ertoe dat de troepen van Gonder zich niet meer kunnen verdedigen. Faramir, aangesteld om de verdediging te leiden na de dood van Boromir, is gedwongen Osgiliath te evacueren.
Nadat Osgiliath was overrompeld door Orks werd het als oversteekplaats gebruikt om troepen naar de stad Minas Tirith te krijgen.
Na het einde van de Strijd om de ring, mag worden aangenomen dat Koning Elessar Osgiliath herbouwd zou hebben. Minas Tirith zou echter de hoofdstad blijven van Gondor.
Oosten van de Mistbergen
(1) - (13) | Dol Amroth (18) | Erebor (23) |
Demsterwold (14) | Rauros (19) | De Ijzeren heuvels (24) |
Lorien (15) | Dwimorberg (20) | Minas Tirith (25) |
Fangorn (16) | Rohan (21) | Osgiliath (26) |
Isengard (17) | Helms diepte (22) | Terug |